Hier een aantal historische palingfeiten...
200 voor Chr.De paling spreekt al eeuwen tot de verbeelding van de mens. Reeds in de tijd van Aristoteles, ruim 2300 jaar geleden, aten de Grieken al volop paling. Aristoteles dacht dat palingen spontaan uit de aarde voort kwamen.
1300-1500
Uit stukken van de Heeren van Holland, die zetelden in Haarlem, blijkt dat deze het recht van palingvangst voor veel geld verkochten op het toenmalige Buiten- IJ dat een open verbinding had met de Zuiderzee.
Een archiefstuk uit 1364 vermeldt over de uitvoer van Nederlandse paling naar Engeland. Deze paling werd geëxporteerd naar London door een palinghandelaar uit Noord-Holland.
Helaas is de visserij van het oude Holland verder nog bedroevend weinig bekend. Onderzoeker De Boer heeft in elk geval duidelijk gemaakt dat er vóór de opkomst van haringvisserij (vanaf 1400/1421) een zeer omvangrijke binnenvisserij in Holland was waarbij uiteenlopende vissoorten werden gevangen. In 1351 was deze "pescatio" tijdelijk voor de helft in handen van "onse goeden luyden van onser stede van Alcmaer".
De inkomsten van de visserij uit Kennemerland en West-Friesland vormden in 1373 zelfs een kwart van de totale grafelijke inkomsten uit het gebied en ze bedroegen bijna evenveel als de inkomsten uit de grafelijke tienden!
Een belangrijk onderdeel hiervan was de visserij op trekvissen bij sluizen, vooral paling die in de periode van augustus tot eind november werd gevangen met korven en netten die aan de sluizen bevestigd werden.
Het visrecht bij de sluis van Alkmaar werd in 1388 verpacht voor maar liefst 31 pond (Munteenheid die meer waard was dan de Gulden) per jaar.
Paling wordt ook al eeuwen gegeten door de Europeanen dat bewijst “Le menagier de Paris” een kookboek uit 1394 waarin diverse recepten met paling staan beschreven.
In haar onderzoek naar de palingvisserij bij de sluizen in de Spaardammerdijk tussen 1440 en 1530 wijst Onderzoekster Van Dam erop dat juist de paling goed gedijde in de troebele veenwateren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zalm.
De uitbreiding van de Hollandse meren in de late Middeleeuwen moet de palingstand aanmerkelijk hebben doen toenemen en nog begin zestiende eeuw was de palingvisserij bij de Spaardammerdijk zeer omvangrijk.
Paling gold net als zalm en snoek tot de luxe vissoorten.
Ten noorden van Alkmaar was een groot meer zelfs vernoemd naar de paling, namelijk De Aalmeer oftewel Daalmeer.
1500-1800
In Amerika werden door de ”Mayflower Pelgrims ” ,de eerste immigranten die vanuit Europa naar Amerika gingen, in de winter van 1621 al paling gegeten. Door de hoge energiegehalte van de paling overleefden deze eerste emigranten van Amerika hun eerste winter.
Na 1650 waren het voornamelijk Friezen die de palinghandel op Londen in handen kregen. Ondanks het toen geldende verbod van uitvoer van paling, dat als volksvoedsel binnenlands moest worden gehouden, werd er veel paling door de Friezen naar Londen verscheept.
Paling had al vroeg de belangstelling van de wetenschap: De Nederlandse wetenschapper Antoni van Leeuwenhoek al schreef op 25 juli 1684: "Onder de visschen die onse rivieren of wateren voort brengen, kan ik maar twee soorten van visschen die men seijt dat geen schobbens hebben, de eene soort wort alhier genoemt Ael en Paling, en in andere steden wertse wel alleen met den naam van Ael genoemt". Verder deed van Leeuwenhoek onderzoek naar de voortplanting van paling en naar de vermeende giftigheid van palingbloed.
In 1686 word de palinghandel vrij gegeven. De palinghandel naar Engeland komt tot grote bloei, vooral vanuit de Friese plaatsen als Gaastmeer, Heeg en Workum.
Carl Linnaeus is de naamgever van de paling de Latijnse naam Anguilla anguilla komt van zijn hand. Carl Linnaeus kwam in 1735 naar Nederland. Op 23 juni van dat jaar promoveerde hij in de geneeskunde op zijn proefschift 'Hypothesis nova de febrium intermittentium causa' aan de Universiteit van Harderwijk.
Carl Linnaeus publiceerde nog meer in 1735. Één van zijn belangrijkste werken: Systema Naturae. De volledige titel was Systema naturae per regna tria naturae, secundum classes, ordines, genera, species, cum characteribus, differentiis, synonymis, locis (Indeling van de natuur in drie natuurrijken en in Klassen, Orders, Geslachten en Soorten; met kenmerken, verschillen, synoniemen en plaatsen).
Zat ik opeens met een dikke pil uit 1715 op schoot, Frauenzimmer Lexicon uit Leipzig. Eerste trefwoord: Aal. Aal of paling we gebruiken het tegenwoordig vlot door elkaar. Aal, anguilla, anguille. In de 18de eeuw aten we paling het hele jaar rond. In de Lexicon staat dat Hollanders van de paling moes maken. In de herfst vullen Hollanders hun maag met gebakken paling. In de winter doen de Hollanders daar oesters bij: paling met oesters. In Leipzig eet men de paling gebakken, in een pastei, en gestoofs. Gerookte paling wordt ook omschreven met een recept met rode kool. In Leipzig 'marineren' (in het zuur) ze hem ook, ter conservering.
Recept uit de Lexicon: Gemarineerde paling
Stroop de paling en verwijder ingewanden. Snijd hem een paar keer in. Bak hem in olijfolie (dat heet boomolie in de 18de eeuw), bak de paling gaar en laat hem afkoelen. Neem vaatjes en leg op de bodem laurierblad, rozemarijn, citroenschilletjes en hele specerijen, en dan een laag paling. Dan weer kruiden en specerijen, dan weer paling en zo verder tot het vaatje gevuld is. Tenslotte moet er boomolie en azijn op gegoten worden. Timmer dan het vaatje dicht. Zo kun je de paling een heel jaar goed houden.Laatste tip vergeet niet het vaatje iedere dag om te keren.
1800-1900
In het zeer belangrijke rapport inzake de kustvisserij van 1812 (archief van de Perfect 9 nr. 104 R.A. Leeuwarden) wordt uit Staveren (officieel) bericht:
"Geen andere visserijen dan het strand of buiten de zeepalen als met fuiken, waarmee aal wordt gevangen." Deze visserij op paling werd in mei, september en oktober door twaalf personen uitgeoefend en wel met "kleine schuitjes". Hier is dus sprake van een zeer bescheiden visserij vlak onder de dijk en er is veel fantasie nodig om bij die kleine schuitjes al aan de befaamde jollen te denken. Nadere gegevens leveren de gemeenteverslagen op. Hoewel Staveren al (zijn eerste) verslag over 1851 aan de centrale overheid stuurde, duurde het nog tot 1858 voordat er bericht werd: "de aalvangst geschiedt met zeesloepen." Een jaar later wordt de mededeling herhaald, maar dan staat er "met zeesloepen of jollen."
Uit de Notariële archieven Tilburg, 1861 juni 25 inv. nr. 422/102
Akte van openbare verpachting van de palingvisserijen van het Rouwven met het viswater, de witvisserij van het Tilburgschbroek, de wit- en palingvisserij van de Hooge Witsie, de wir- en palingvisserij van de Lage Witsie, de palingvisserij van de Leij, de palingvisserij van het Loonsche heike of bodem heike en de palingvisserij van de oude Leij, alles te Tilburg, ten verzoeke van Johannes Baptist Marinus, koffiehuishouder te Tilburg, als gemachtigde van Alexander Lambertus Theodorus Allardus Grisart, kapitein der kavallerie te ´s-Gravenhage.
1900-1930
Deze foto komt uit het archief van Gebr. Dil uit Akersloot (1928)
Over de Zuiderzee:
In 1924 bracht de zogenaamde Commissie-Lovink een rapport uit over de baten, welke van de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee mochten worden verwacht. Alleen werd de grote verliespost van visserij- en nevenbedrijven eenzijdig gebagatelliseerd.
Wat beweerde de Commissie-Lovink "deskundig" over de toekomstige visserij in het IJsselmeer? Lovink c.s. waren van mening dat als bijkomstige voordelen van de afsluitdijk de mogelijkheid mocht worden genoemd het IJsselmeer tot een zeer rijk viswater te maken.
Verwezen werd hierbij naar een rapport van de Nederlandsche Heidemaatschappij uit 1905 waarin de aandacht werd gevestigd op de bijzondere geschiktheid van het toekomstige IJsselmeer voor de vermeerdering van verschillende in Nederland voorkomende zoetwatervissen.
Lovink c.s. schreef "Wanneer door een doelmatig bevissen, waarbij de waardevolle vissen gespaard worden, zolang ze nog te klein zijn en door het uitzetten van nieuwe marktwaardige vissoorten, gezorgd wordt, dat op het IJsselmeer een rijke visstand ontstaat en bewaard blijft, dan zal op het IJsselmeer ongetwijfeld een bloeiend visserijbedrijf kunnen worden gedreven."
Wat was die Zuiderzee die zo nodig moest worden afgesloten eigenlijk voor gebied?
De Zuiderzee was weliswaar niet het grootste, maar wel het merkwaardigste brakwatergebied in Europa. Het was niet alleen buitengewoon visrijk, maar telde ook dieren- en plantensoorten, welke elders niet, of slechts op zeer verafgelegen plaatsen op onze aarde werden gevonden.
Men heeft de Zuiderzee dan ook wel eens een natuurmonument van de eerste orde genoemd. De Zuiderzee was geheel anders dan de Noordzee en er waren talrijke bijzondere omstandigheden die het milieu van dit gebied beïnvloedden, zoals diepte, temperatuur en het zoutgehalte.
Omstreeks 1920 werd een breed en uitvoerig onderzoek, een soort inventarisatie, naar de aanwezigheid van flora en fauna gedaan van de Zuiderzee. Een aantal biologen begon zich namelijk rekenschap te geven van het feit dat een zeer merkwaardig brakwatergebied, uniek in Europa, zou gaan verdwijnen en daarmee tevens het woongebied van soorten planten en dieren, welke hier en nergens anders werden aangetroffen.
Deze belangstelling sproot overigens niet voort uit een ongerustheid bij die biologen, welke had kunnen uitmonden in een protest tegen afsluiting van de Zuiderzee.
Nee, het was louter nieuwsgierigheid naar de vraag, welke soorten zich zouden kunnen handhaven en welke tot verdwijnen gedoemd zouden zijn.
De resultaten van het onderzoek werden vastgelegd in de monografie van een brakwatergebied, getiteld 'Flora en fauna van de Zuiderzee', welke ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan van de Nederlandsche Dierkundige Vereeniging in 1922 is uitgekomen. Het zou op deze plaats te ver gaan alle planten en dieren te noemen, welke in deze monografie voorkomen, maar een uitzondering maak ik hier voor typische Zuiderzeedieren als de Zuiderzeeharing, de Zuiderzeekrab, de Zuiderzeebot en de ansjovis (waarin zelfs belegd werd). Daarnaast werden garnalen, vele soorten schelpdieren, sprot, spiering, zalm, zeeforel, aal of paling, zeehonden en zelfs bruinvissen in de Zuiderzee aangetroffen.